Lang verhaal: De Bron

Deel 1. de Reis begint
1. De woestijn
2. De bus
3. De vlucht
Deel 2. de Reiziger
4. Het eerste levensdeel trauma

Deel 1. de Reis begint
Hoofdstuk 1.  De woestijn

Ik stond, maar volledig verbaast met mijn ogen dicht afwachtend wat er zou gaan gebeuren. Eerst voelde ik de warme droge lucht mijn longen binnendringen terwijl ik 10 seconden geleden nog een frisse, Hollandse november bries inademde. De wind, in een kinderlijk spel verwikkeld met fijn zand straalde langs mijn gezicht en handen. Het voelde niet onplezierig. Ik was niet gekleed op deze nieuwe klimaat omstandigheden, dat was wel duidelijk. Nog steeds had ik mijn ogen dicht en probeerde ik mijn andere zintuigen aan de veranderde omstandigheden te laten wennen.
Ik probeerde iets te herkennen van wat ik rook maar kon geen herinneringen vinden bij de melange van geuren die mijn neusgaten vulden. Aangenaam waren ze zeker. Exotisch. Langzaam begon de grond onder mijn voeten weg te zakken. Had ik een minuut geleden nog het solide trottoir van de Groote Markt onder mijn voeten gevoeld, nu bemerkte ik dat elke poging mijn evenwicht te bewaren averechts werkte en ik steeds verder uit balans raakte. Door een voorbij flitsende gedachte besefte ik mij dat het tijd werd mijn ogen te openen en het terugkaatsend licht van de zon op deze voor mij merkwaardige omgeving in mij op te nemen.

Ik stond op een volle zandgrond, goudgekleurd in de zon. Een dikke, maar losse zandlaag zorgde ervoor dat ik zojuist nauwelijks kon blijven staan. Nu mijn zicht werd toegevoegd aan mijn waarnemingen en de samenwerking tussen mijn zintuigen optimaal werd, herstelde ik zonder moeite mijn balans. Hoewel ik gewend was geraakt aan deze vorm van reizen werd ik toch elke keer weer verrast. Nu keek ik dan ook lichtelijk verbaasd maar verlangend naar wat er zou gaan komen een woestijn in. Ergens op de wereld.

Voor mij uit kijkend gleed mijn blik de woestijn in, eindeloos leek zij en dat zou in de praktijk ook wel het geval zijn. Het verbaasde mij dat er nog best wel begroeiing was. Laag bij de grond, nauwelijks groen gekleurd eerder grijs en bruin. Langzaam draaide ik mij om. Hoewel ik nog meer woestijn had verwacht zag ik dat ik in feite op de grens van beschaafd gebied terecht was gekomen. Voor mij lag een verzameling huizen en gebouwen, te groot voor een dorp en te klein voor een stad. De bouwstijl kwam mij bekend voor. De bouwlieden hadden destijds met natuurlijke materialen uit de omgeving als grondstof, hun werkzaamheden uitgevoerd. Zodoende leek deze nederzetting dan ook volledig op te gaan in het woestijn landschap. Op een van mijn aardse reizen naar Marokko had ik een vergelijkbare bouwstijl gezien, maar ik kon er nu niet uit opmaken waar ik was. Dat ik wel in de parallelle tijd ben gebleven tijdens mijn huidige reiservaring bleek uit de spaghetti slierten boven de stad. Waar ongetwijfeld elektriciteit en telefoonverkeer file vrij haar bestemming bereikte. Want voor mijn gemak zal ik het maar een stad noemen. Verder waren er ook de nodige donkere rookwolken uitstotende, motorische aangedreven vervoersmiddelen te zien en te horen. Het voor mij ogenschijnlijk chaotische verkeersbeeld in een wirwar van straatjes deed mij besluiten niet de stad in te lopen, maar naar te rand van de stad op zoek te gaan naar een vorm van openbaar vervoer.

Binnen een kwartier had ik de periferie bereikt. Hoewel ik een opvallende verschijning moet zijn geweest besteedde niemand aandacht aan mij. Iets wat ik hier wel verwacht had. Een zeven tal vrolijke jongetjes die op de grond een spel speelden dat leek op dammen, gingen onverstoorbaar door toen ik er bij kwam staan.
Uit nieuwsgierigheid en in een poging de regels te doorgronden. Dat was destijds in landen als Marokko, Turkije en Roemenie wel anders geweest. Daar werd je als westerse gast herhaaldelijk getrakteerd op bedelende of klein commerciële aandacht. Hier leek het er wel op of iedereen genoeg aan zichzelf had en de verdieping in hun onderlinge relaties voldoende vreugde verschafte. Zoals als altijd bij deze spontane reizen maakte ik mij geen zorgen over eten, drinken en valuta. Vertrouwen in wat komen ging was voldoende om de reis aan te kunnen gaan. Ik besloot de zeven vrienden hun spel te laten vervolgen zonder mijn aanwezigheid en volgde de periferie naar wat volgens mij het oosten moest zijn.
Na een korte wandeling nam de drukte explosief toe. Met zowel mensen, dieren die als last- en vervoersmiddel werden gebruikt, brommers, auto’s en pick-up trucks.. Blijkbaar bereikte ik een punt waar het verkeer van de stad zich vermengde met het verkeer naar de stad. Opeens dook er een groot gebouw voor mij op dat dienst deed als verzamelplaats voor mensen en vervoer. Ik zag een groot doolhof gebouwd van marktkraampjes waarin van alles werd verhandeld. Gebruiksvoorwerpen waarvan ik het nut of de oorsprong niet kon raden, maar ook bekende waar als potten en pannen. Van aardewerk en zelfs van roestvrij staal. Vlees werd ongekoeld aangeboden, iets waar ik steeds opnieuw van sta te kijken als ik het zie en mij daarbij afvraag waar onze westerse keuringsdiensten zich zo druk over maken. Maar de meeste ruimte werd toch wel ingenomen door handelaren in fruit, groenten en een soort rijst.
Alles bij elkaar was de mengeling van geurende producten en kleurig geklede mensen een ervaring, zelfs een sensatie waarbij ik in mijn lijf een heerlijke verandering ervoer. Langzaam vulde mijn lichaam zich als een stenen wijnkruik, met warme energie. Energie die uitstraalde van de mensen rondom mij en al het andere dat er in mijn omgeving was.

Deze vorm van acceptatie van mijn “hier zijn” was voor mij het signaal op zoek te gaan naar het doel van deze reis. Ik kocht een flesje water bij een oude vrouw die niet raar opkeek van mijn euro en hem zonder pardon in een zak of buideltje onder haar jurk liet glijden. Ik knikte vriendelijk en zij knikte vriendelijk maar onverschillig terug. Haar lippen lagen plat op elkaar en tuiten over de gehele breedte van haar mond een klein beetje naar buiten. Het zou mij verbazen als daar zelf maar een tand in zat.

Bij mijn ontdekking van de markt liep ik scharrelend rond op weg naar….ja naar waar eigenlijk. Ik stond even stil bij een kraampje en kocht wat fruit. Ook hier verdwenen mijn euro’s met het gemak en de routine van een zonsondergang. Inmiddels was ik aangekomen bij de rand van de markt en stuitte ik op een betonnen verhoging vol gepakt met mensen, koffers en tassen. Ik kon er niet over of doorheen kijken. Het doel van deze uitstulping ontging mij nog en ik besloot er om heen te lopen. Aangekomen op de hoek van het platform werd het mij duidelijk dat ik een soort van station had bereikt. Gezien er in geen velden of wegen spoorrails te ontdekken viel kon het geen treinstation zijn. Wel stonden er tientallen auto’s waar omheen zeer donker bruine mannen druk liepen te gebaren en pogingen deden klanten te overreden hun, laat ik zeggen taxi te bestellen. Bij een geslaagde poging begon een voor mij onmogelijke puzzel waarbij personen en goederen tot op de millimeter nauwkeurig werden ingemeten in de taxi’s, als ware het een Italiaans maatpak. In de verte zag ik een stofwolk op mij afkomen wat me deed vermoeden dat er een groter voertuig dan een taxi onze kant op kwam. Op het platform leek een soort van paniek toe te slaan op een groot deel van de mensen. Steeds meer van hen keken en wezen naar de stofwolk welke per seconden groter werd en naar mijn schatting met tien minuten ons hier het leven onmogelijk zou maken. Al was het in ieder geval maar voor even.

Hoofdstuk 2. De bus

Het duurde nog een korte tijd alvorens het stof enigszins was neer gedaald. In het midden van de laatste stoffige veren stond een oranje gele bus met veel bruine vlekken. Roest was blijkbaar voor deze busmaatschappij niet echt een probleem. De nerveuze mensen op het platform waren er verdwenen en stonden nu bij de bus te dringen, wijzen en schreeuwen om een plekje te bemachtigen. Met voorkeur in de bus. Hoewel het er voor mij chaotisch uitzag leken de passagiers voor de komende rit zich nergens aan te storen.
Er ontstonden ook geen problemen. De buschauffeur was een vakman, dat was voor mij nu al duidelijk, zoals hij stoïcijns in zijn uitstraling, elegant en rustig iedereen te woord stond. Ik denk dat hij het in mijn wereld als crisis manager ver zou schoppen. Hoewel ik het nu nog steeds niet begrijpen kan vertrok de helft van de potentiële passagiers weer naar het platform zonder al te veel gemor. Dat niet iedereen met een kaartje in deze bus de gewenste reis kon maken was duidelijk vanaf het arriveren, maar het gemak waarmee de nederlaag op het perronblok werd aanvaard gaf enigszins inzicht in de houding en geest van deze mensen. Blijkbaar zijn ze goed in staat zich neer te leggen bij de situatie en vol vertrouwen de volgende mogelijkheid af te wachten.

Ik besluit om naar de bus te lopen en de laatste opstappers eens van dichtbij te bekijken. Vanuit de bus klinkt een geroezemoes en af en toe hoor ik een kind dat huilt. Overal in de wereld huilen kinderen in het openbaar vervoer, dus waarom hier ook niet. Tenslotte moet een kind het volwassen leven vol plicht en verplichting nog geheel leren kennen. Huilen mag nu dus nog. Huil nu maar zoveel als je kunt, schiet het door mijn hoofd, als je later groot bent heb je het wellicht verleerd.
Iedereen zit in de bus en ik loop om de bus van de achterkant terug naar de voorkant. Dan kijk ik omhoog door entree met openstaande klapdeuren naar de buschauffeur. Hij is klaar voor vertrek en als blijk van waardering voor zijn prestatie steek ik mijn duim op en biedt hem er een glimlach bij aan. Hij beantwoordt mijn glimlach met een vriendelijke knipoog terwijl hij ondertussen de dieselmotor start. Wat een harde knal achter de bus tot gevolg heeft. Alleen mij valt het schijnbaar op. De bovenlip van de chauffeur komt langzaam in beweging terwijl de bus nog stil blijft staan. Hij vernauwd zijn ogen tot spleetjes en zegt iets wat ik niet versta maar wel begrijp. Ook omdat zijn hoofd een gebaar maakt dat mij uitnodigt om binnen te komen.

Ik lag vriendelijk terug en wuif mijn beide handen voor mij uit als ontkennend gebaar en voor het geval hij dat niet begrijpt schut mijn hoofd ook nog nee. In de verwachting dat hij nu wel de deuren dicht klapt vooruit kijkt en gas geeft doe ik een stap achter uit. Ondertussen zwaai ik gedag.
Blijkbaar begrijpt hij of wil hij mij niet begrijpen. De deuren blijven open, hij blijft mij aankijken en hij rijdt niet weg. Hij steekt een vinger in de lucht en beweegt deze eerst van links naar rechts heen en weer en dan trekt hij mij met die ene vinger de bus in. Ik ben even helemaal verbaasd. Dit had ik niet bedacht. Maar goed, wat had ik daarentegen wel verwacht? Deze reis leidt mij ik leid niet de reis. Ik pak een zwarte beugel net achter de linker deur en hijs mijzelf naar binnen. Met de andere hand pak in mijn kleingeld en houd een volle hand voor de chauffeur in de hoop dat hij zelf pakt wat hij denkt nodig te hebben.

Terwijl hij mij negeert sluit hij de deuren kijkt vooruit en geeft gas. Ik verlies enigszins mijn evenwicht maar gelukkig zijn in het interieur van de bus overal stangen bevestigd. Speciaal voor dit doeleinde lijkt mij. Ik tik met mijn vuist met kleingeld zachtjes tegen de schouder van de chauffeur maar hij wuift mij weg en gebaard mij een zitplek te zoeken. Ik draai mij naar de bus inrichting en zie alleen maar mensen en bagage. Ik kan mij niet voorstellen dat er nog een plek vrij zal zijn en bereidt mij voor op een staplaats. Meerdere paren donkerbruine gezichten kijken mij aan. Op een bepaalde vermakelijke manier. Blijkbaar was mijn niet alledaagse entree een welkome aanvulling op hun dag programma. De meesten interesseert het niet en zijn druk met zichzelf of hun reisgezelschap. Langzaam loop ik naar de achterkant. Het ruikt nu al muf van zweet, kruidig eten en van wat de mensen blaakbaar vervoeren in hun bagage. Net als bij de stad zijn de meeste mensen, uiteraard met wat tinten verschil, relatief donker. Ik vermoed dat ik dan ergens in de buurt van de evenaar moet zijn.

Dan, geheel tegen mijn verwachting, zie ik aan mijn linkerkant een ruimte opdoemen, een vrije stoel. Ik ga zitten naast een kind van ik denk zeven tot negen jaar. Als ik mijn plaats ingenomen heb kijk ik om mij heen. Een oude vrouw aan de andere kant van het gangpad kijkt mij vriendelijk aan. Knikt naar me en biedt mij met haar gerimpelde hand iets aan. Uit beleefdheid neem ik het aan en kijk er naar. Het zit eruit als een gedroogde vrucht die ik ook op de markt heb zien liggen. Haar lege hand brengt ze naar haar mond alsof ze eet. Zo gebaart zij mij dat ik gerust kan eten wat ze gegeven heeft. Ik bijt er eerst een klein hapje af. Het is ontzettend zoet, lekker ook, maar ik heb geen idee wat het is. Als ik weer een hap neem kijkt de vrouw tevreden naar mij sluit kort haar ogen. Als ik mij niet vergis tuit ze haren lippen als wil ze iemand een kus geven. Ze kijkt mij nogmaals aan en moet dan vreselijk hard lachen. Hoewel ik mij een beetje ongemakkelijk voel is het niet onvriendelijk bedoelt. Mensen in mijn omgeving draaien zich naar haar toe en zij zegt een paar zinnen in een Arabische klinkende taal. Sommige mensen glimlachen, anderen lachen net als de vrouw, maar allemaal knikken ze instemmend mijn kant op. Ik glimlach maar terug maar heb geen idee waarover het gaat.
Ook het kind naast mij lacht naar mij. Legt haar handje op mijn rechterhand en pakt met de andere hand de vrucht. Zij neemt er een kleine hap af en kauwt er een tijdje op. Dan neemt ze een tweede hapje en geeft mij de vrucht terug. Als ik deze van haar aanpak glimlacht ze weer terwijl ze met haar hand rondjes over haar buik draait. Ze leunt iets voorover zodat ze voor mij langs kan kijken en zegt dan iets tegen de oude vrouw. Deze knikt instemmend en maakt een handgebaar naar het kind. Eerst laat ze haar vlakke hand zien, dan veegt ze met haar vingers over haar handpalm. Als ze haar hand weer vlak maakt brengt ze haar hand op haar schouder hoogte. Zoals wij “ik weet het ook niet” zouden ondersteunen met gebaren. Het kind knikt instemmend en gaat weer met haar rug tegen de leuning zitten terwijl ze naar buiten kijkt.

Ik knabbel verder aan mijn vrucht en neem af en toe eens slokje water. Het is erg warm in de bus en de ramen zitten dicht tegen de stofwolk die onze bus produceert. Wat mij opvalt aan het kind is dat ze veel lichter is van huidskleur dan de ander mensen in de bus. Ook lijkt het wel alsof het alleen reist. Geen van de volwassenen schijnt iets met haar te hebben. Ik besluit op nader onderzoek uit te gaan en vanuit mijn ooghoeken neem ik het kind in mij op. Mijn eerste schatting van zeven tot negen jaar lijkt wel te kloppen. Ik denk nu dat het rond de negen jaar is omdat ik overeenkomsten vindt met mijn jongste dochter van negen jaar. Verder denk ik ook met een meisje van doen te hebben. Jongetjes die ik tot nu toe gezien heb, zoals het spelende groepje bij de stad maar ook op de markt, hebben een andere vorm van gezicht. Dit meisje, daar ga ik vooralsnog van uit, heeft rondere maar ook een zachter uitstraling in haar uitdrukking. Hoewel de meeste mensen hier door spleetje kijken zijn hun ogen wel rond.
Dit meisje heeft iets meer Aziatische invloeden in haar ogen, zonder dat het haar direct ook Aziatische maakt overigens. Ook zijn haar ogen lichter bruin dan ik bij de mensen om mij heen heb gezien. Bij sommige mensen lijken de ogen zelfs pikzwart.

Met mijn elleboog stoot ik haar zachtjes aan. Het haalt haar uit een soort trans. Een staat van zijn, welke ontstaat als je tijdens het reizen in de verte staart en op de cadans van je vervoersmiddel tot rust komt. Je gedachten wegvoerend van het hier en nu.
Ze kijkt mij aan terwijl ik haar wat fruit en water aanbied. Ze opent haar ogen iets wijder en kijkt mij vragend aan terwijl ze naar de aangeboden producten wijst. Alsof ze om een bevestiging vraagt voor hetgeen ik aanbied. Ik reageer door met mijn hoofd ja te knikken en de koopwaar dichter bij haar te houden. Ze kijkt onderzoekend naar het fruit alvorens ze er een exemplaar uitkiest. Dan neemt ze direct een grote hap en kijk mij met stralende oogjes aan. Het lijkt er op dat zij al enige tijd niets gehad heeft bedenk ik mij. Ook het water neemt ze, nu de brug tussen ons geslagen is, gretig in ontvangst. Als vader van drie kinderen kan ik niet anders dan voor dit kleine meisje, uit dit verre en onbekende land, een vergelijkbare liefde voelen. De liefde van een vader.
Met enige terughoudendheid vraagt ze om nog een vrucht, die ik haar uiteraard geef. Met de mouw van haar kleed veegt ze haar mond af. Ging ze eerst tegen het raam zitten naar buiten staren, nu leunt ze tegen mij aan, steunt met haar hoofd tegen mijn bovenarm en legt één hand onder de mijne en de andere er boven op. Als eerste reflex kijk ik om mij heen, of er een reactie uit mijn omgeving komt. De meeste mensen zitten echter met hun ogen dicht of kijken naar buiten. Hoe dan ook, niemand let op mij en mijn reisgezel. Ik leg mijn hand ook op haar kleine handje, het voelt warm en vertrouwt aan.

Na een paar uur te hebben gereisd stopt de bus. Aangezien ik mij slechts heb laten meevoeren heb ik geen idee of we een tussenstop houden of een einddoel bereikt hebben. Het is een tussenstop. Een gebouwtje in de “middle-of-noware” waar je de gelegenheid krijgt je zelf op te frissen, heel sterke koffie uit te kleine kopjes te drinken of mierzoute donkeroranje limonade. Voor ons als busreizigers is dit echter een oase.

Na een klein uurtje gaat de reis verder. Het begint al te schemeren en omdat mijn tijdsbesef aangeeft dat het nog maar aan het eind van de middag is moet mijn inschatting dicht bij de evenaar te zijn wel redelijk kloppen. Geordend en onder leiding van de buschauffeur gaat iedereen weer naar zijn eigen plek terug. Ik zit op mijn plek maar het meisje heb ik nog niet gezien. Dan maakt de chauffeur aanstalten om te vertrekken en raak ik enigszins in paniek.
Ook al ken ik het meisje slechts een halve dag, ik voel mij sterk met haar verbonden. Daarnaast kunnen we toch niet zomaar vertrekken als we niet compleet zijn? Ik loop naar voren en probeer met gebaren en het beetje Frans dat ik machtig ben te vertellen dat hij moet wachten. Op het meisje. Hij begrijpt mij niet en kijkt mij verbaasd aan. Ik pak hem bij zijn schouder en trek hem achter het stuur vandaan. Ik duw hem voor mij uit richting mijn zitplaats en wijs naar de lege stoel waar het meisje zat, dan naar mij en naar mijn stoel. Met mijn handen beeld ik een jurkje uit en lang haar. Ik wijs naar mijn buurvrouw van het gedroogde fruit en probeer haar te betrekken in mijn zorg. Zij haalt haar schouder op en lijkt niet echt geïnteresseerd. Ik dwing haar naar mij te kijken door haar kin naar mij toe te wenden en maak het handgebaar dat zij naar het meisje maakte in het begin van de reis.
Er verschijnen sterretjes is haar ogen, het heeft een vreemde en zelfs een beangstigende uitwerking op mij. Ik kan het niet thuisbrengen. Ik begin te transpireren door mijn inspanning en onmacht. Meer mensen draaien zich naar ons toe en willen schijnbaar weten wat er aan de hand is. Als de chauffeur een korte tijd gesproken heeft is iedereen even stil. Dan plotseling als een donderslag begint iedereen uitbundig te lachen, sommigen wijzen daarbij naar mij. Ik word zo ontzettend kwaad dat ik de buschauffeur uit mijn weg duw en zonder omkijken de bus uitloop. Een flink stuk de inmiddels donkere woestijn in. Als ik de bus hoor starten en wegrijden draai ik me pas weer om en kijk hem een paar minuten na. Ik loop langzaam in gedachten verzonken naar het gebouwtje. Het meisje moet daar nog zijn, ik zal haar vinden en we kunnen er overnachten. Dan de volgende bus in de ochtend nemen naar de bewoonde wereld. Dit bijzondere kind kan wel eens het doel van deze reis zijn bedenk ik mij

Hoofdstuk 3. De vlucht

Via de stoffige veranda stap ik de drempel over en loop een schemerige ruimte in. De waard staat met een doek de glazen af te drogen die wij zojuist hebben gebruikt. Enigszins verbaasd kijkt hij op. Op dit uur is er normaal geen klandizie. Hij kijkt me aan, een glimp van herkenning glijdt over zijn gezicht. Met hetzelfde Frans en de gebarentaal duid ik de reden van mijn achterblijven. Hij begrijpt wat ik bedoel en wijst mij een plek om te gaan zitten. Meteen verdwijnt hij achter een achter een gordijn.
Even later komt hij terug met een meisje. Eerder een jonge vrouw van begin twintig. Ze ziet eruit als een oosterse prinses. Haar gewaden schijnen licht door en de vormen van haar jonge lichaam tekenen zich duidelijk af tegen de achtergrond. Met kracht duw ik een opkomende lust in mij weg, het is mij al snel duidelijk waar ik terecht ben gekomen. Ik sta op en schuddend met mijn hoofd maak ik merkbaar dat dit niet de bedoeling is. Ik gebaar dat ik op zoek ben naar een kleiner meisje. Terwijl de waard met een smerige grijns op zijn gezicht mij meeneemt naar een kamertje achter in het gebouw praat hij volluit. Over ik weet niet wat. Hij opent de deur waarachter een felle plafondlamp de kleine ruimte verlicht. Een raampje dat openstaat laat allerlei vliegende insecten binnen die door de lamp worden uitgenodigd. In de ruimte staan een tafel met daarop een kitscherig kleedje, twee en een halve stoel en iets dat op een bed lijkt. De vloer is bedekt met een tal van geweven tapijten waarvan de kleur reeds lange tijd geleden is vervaagt.

Ik word bijna naar binnen geduwd, de deur wordt achter mij gesloten. Het zou mij niet verbazen als de deur nu op slot zou worden gedraaid maar dat is niet het geval. Ik overzie het kamertje en vraag mijzelf af of ik nog wel controle heb over mijn situatie. Of ik die überhaupt ooit wel heb gehad. Ik kijk in het rond maar er is verder niets anders te vinden dan stof. Heel veel stof.
Ik loop naar het raam dat op buikhoogte begint en niet zoals je veelal ziet, hoog bij het plafond, in dit soort bouw. Ik bedenk mij dat als het in geval van nood zou moeten ik er met gemak doorheen kan. Dan hoor ik voetstappen, gestommel en stemmen op de gang.
Een mannenstem met een sputterende kinderstem. Wanneer de deur openzwaait duwt de waard het kind op de kleden op de grond, kijkt mij veelbelovend aan en sluit de deur weer. Waarna hij vermoedelijk weer vertrekt naar zijn smerige praktijken. Het is inderdaad het meisje uit de bus. Ze ziet er moe uit een het lijkt of ze aan een stuk door heeft gehuild. Als ze naar mij op kijkt komt er eerst een hoopvolle gloed over haar gezicht maar deze wordt meteen vervangen door een achterdochtige vragende uitdrukking. Ik kniel bij haar neer en help haar voorzichtig overeind.
Met de mouw van mijn shirt veeg ik haar gezicht enigszins droog en schoon. Om haar vertrouwen te herwinnen neem ik haar beide handen in die van mij. Ze zijn steenkoud en ik warm ze op terwijl ik zou vriendelijk mogelijk tegen haar praat. Langzaam zie ik haar gezicht en schouders ontspannen en zakt haar ademhaling naar haar buikstreek.

We moeten hier weg maar we kunnen niet onvoorbereid vertrekken. Het is buiten veel te koud en we hebben geen eten en drinken. Ik gebaar het meisje hier op mij te blijven wachten en open zachtjes de deur. Via de gang kom ik weer in het cafégedeelte waar niemand meer aanwezig is. Ik blijf stil staan en luister of ik andere geluiden hoor maar dat is niet het geval.
Zo geluidloos mogelijk loop ik naar het gordijn waar de waard tot tweemaal toe achter verdween. Langzaam vouw ik het gordijn aan de kant en kijk een slecht verlichte keuken in met een gang naar achteren. Snel loop ik naar binnen en inventariseer wat er voor mij bij kan zitten. Er hangen wat omslagdoeken aan de wand die ik meeneem en om mij heen drapeer. Met een paar waterflesjes, stukken brood en een homp reeds bereid vlees vertrek ik weer naar het kamertje. Als ik de deur open doe ben ik iets te snel waardoor het meisje schrikt. Meteen als ze mij ziet met de buit uit de keuken lijkt haar gezicht een gloed af te geven en is ze kalm. Zoals ik haar ken van onze eerste ontmoeting in de bus.

We moeten weg, ik wil hier geen moment langer blijven dan absoluut nodig is en wijs naar het openstaande raam. Ik help haar op de vensterbank en laat haar buiten weer zakken op de grond. Die overigens iets lager ligt dan de vloer in de kamer. Ik geef haar het voedsel en de kleden aan en spring dan zelf ook naar buiten.
Ik kijk omhoog en zie meer sterren dan ik ooit van mijn hele leven gezien heb. Het overweldigd mij enigszins. Ik voel mij klein en nietig, maar op een plezierige manier. Ik voel mij onderdeel van die sterrenpracht. Langzaam brengt het mij in een rustige, kalme en beheerste staat van zijn. Dan maak ik mij los van deze tranceachtige staat en kijk de woestijn in. Misschien kan ik vijfentwintig meter voor mij het donker in kijken maar daarna zie ik niets meer. Het verschil tussen oost en west kan ik hier ook niet maken. Hoewel ik voor november geschikte kleren draag voel ik de koude. Direct besef ik mij dat het meisje eerste warm moet worden aangekleed. Als ik naar beneden kijk verwacht ik een blauwbekje te zien maar ze staat nog steeds te glimmen als een miljoen sterren en lijkt geen last van de koude te ervaren.

Een doek gebruik ik als knapzak de rest verdeel ik tussen het meisje en mij. Dan draaien we onze rug naar het gebouwtje toe, kijken elkaar aan en lopen hand in hand het donker in een onvoorspelbare toekomst tegemoet. Mijn vertrouwen in het moment en de wetten van de kosmos, dat ieder krijgt wat hij nodig heeft, sterken mij. Hoewel mijn handen warmer zijn dan die van het meisje lijkt het toch of haar energie via mijn hand bij mij binnenstroomt en mijn vertrouwen in haar groeit met elke stap die we nemen. Een gevoel van liefde maakt zich van mij meester en verwarmt mijn hart. Ik vraag mij af, ben ik er voor dit kind of is zij er voor mij, deze reis is in elke geval anders dan alle andere reizen tot nu toe. Terwijl we doorlopen kijk ik weer naar de sterren en hun aantal en oneindigheid overweldigd mij wederom. Zonder te weten waarheen lopen we stap voor stap een onzekere toekomst tegemoet. Maar ik weet wel zeker dat het altijd beter zal zijn dan wat het meisje te wachten stond. Ik ben benieuwd hoe ze heet.

Deel 2. de Reiziger
Hoofdstuk 4.  Het eerste levensdeel trauma

Het is verbazend hoe veel rekbaarheid en flexibiliteit de geest van een kind van 7 jaar heeft. Wat ook verbazend is, is de kracht van zijn fantasie. Daar waar de wereld tekort schiet in de mogelijkheid pijn en leed te ontlopen, biedt de fantasiewereld volop uitkomsten. In mijn geval waren emotionele verwaarlozing door beide ouders, een zeer christelijke opvoeding in een star regime, de mishandeling door mijn moeder en door leeftijdgenoten de primaire oorzaken van mijn zoektocht naar betere oorden.

Uiteraard hield één en ander verband met elkaar. Een emotioneel verwaarloosd kind kan zijn identiteit niet goed ontwikkelen en mist daardoor zelfvertrouwen en een zekere uitstraling. Al snel is dit kind het mikpunt van pesterijen op school maar ook thuis. Dat de vader met regelmaat ballen lek prikt die via de schutting vanaf het schoolplein in de tuin belanden levert ook geen positieve bijdrage aan het geheel. De vader die schittert door afwezigheid en dus de moeder in haar opvoedingsmethode niet corrigeert maakt het tragische recept compleet.

Mijn eerste reizen waren ontdekkingstochten. Op zoek naar een veilig onderkomen dwaalde ik in mijn geest rond op zoek naar een uithoek waar ik kon verdwijnen voor alles en iedereen. Meestal huilend in mijn bedje aan het begin van de avond. Hoewel meditatie technieken als Zen, Boeddha of Mind Fullness voor mij volkomen vreemd waren, kan ik achteraf stellen dat ik juist die wegen intuïtief bewandeld heb.
Ik vond een lege ruimte waar geen tijd of afmeting bestond. Ook was er geen licht, gek genoeg was dàt juist heel plezierig. Er was niets behalve ikzelf, volkomen alleen. Ik ervoer een zwevende sensatie in deze oneindige ruimte en kreeg hier de rust die ik zo hard nodig had. Hier was ik genoeg, hier hoefde ik aan geen verwachting te voldoen, hier was ik zoals ik wilde zijn en hier was ik bovenal veilig.

Naarmate ik mijzelf erin bekwaamde, kon ik met steeds meer gemak in deze dimensie toetreden. De echtheid of realiteit van mijn aanwezigheid daar was zeker voor mij. Het werd een onderdeel van mijn leven en zou dat voor altijd blijven. Na verloop van tijd groeide mijn zelfvertrouwen als ik hier aanwezig was en liet daarom heel gedoseerd licht binnenkomen. Door de jaren heen nam het licht in intensiteit toe, omdat ik het liet gebeuren. Naarmate ik ouder werd begon ik de lege ruimte te scheppen naar het beeld van de wereld waarin ik leefde. Ik kon naar eigen inzicht elementen toevoegen die deze wereld leuker en spannender maakten. Ook mijn persoonlijk fysieke eigenschappen begon ik te vormen naar de behoeften die ik overdag had gemist. De belangrijkste aanpassing daarin was wel mijn vermogen te kunnen zweven. Door vanuit een staande houding beide armen naar boven te reiken en de duimen in elkaar te haken werd mijn zweefkracht geactiveerd. Even kort afzetten op de grond was al voldoende om enkele meters hoog in de lucht te zweven. Deze beweging herhaalde ik dan maar het had nu een veel groter effect op de afgelegde afstand. Op deze wijze herleefde ik ’s nacht de afranselingen van overdag met dat verschil dat de uitkomst in mijn voordeel zou eindigen. Ik ontsnapte aan het trauma van de realiteit en onthield de voor mij te hanteren werkelijkheid. Een eerlijke deal op dat moment.

Doordat beide werelden waarin ik leefde nagenoeg identiek werden kostte het, naarmate ik ouder werd steeds meer moeite ze van elkaar te onderscheiden. De authenticiteit van beide werelden werd door mij niet ter discussie gesteld. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een volkomen versmelting van de twee werelden toen ik de leeftijd van 16 jaar had bereikt. Ik stel mij dit voor als twee bollen die in elkaar verweven zijn en dat ik in beiden tegelijk aanwezig ben. De ene keer gefocust op de natuurkundige wereld en de andere keer op mijn eigen wereld. Door mijn levensloop ging ik aandachtiger en intenser leven, daarbij speelde mijn hoogsensitiviteit een belangrijke rol. Ik mijn contacten met medemensen kreeg ik zo steeds vaker een glimp te zien van de gecreëerde werelden van anderen. Zeker tot ver in mijn adolescentie had ik de gedachte gehad de enige te zijn met deze ervaringen. Nu begon Ik mij in gesprekken met anderen op een andere manier te concentreren, luisterde naar de woorden maar ook naar hun lichaam en naar van wat ik nu weet hun ziel. De op deze verschillende niveua's uitgezonden boodschappen waren niet altijd identiek aan elkaar en dat maakte mij nieuwsgierig. Ik bekwaamde mij in het intuïtief begrijpen van deze plasma werelden. Afhankelijk van het onderling vertrouwen kreeg ik meer inzicht en werden de beelden scherper alsof ik naar een tv scherm keek. In het begin werd ik in uitzonderlinge gevallen uitgenodigd door anderen hun wereld te betreden.

Hoewel ik mijn eigen wereld altijd als veilig ervaren heb gold dat niet voor de gast werelden. De bijzondere vermogens die ik in mijn eigen wereld had ontbraken hier. Ik was er kwetsbaar. In het begin weerhield mij dit dikwijls om op de uitnodigingen in te gaan. Mede omdat mijn gesprekspartner zich vaak niet eens bewust was van de uitnodiging tot zijn creatie en mij wellicht onbewust kwaad kon doen. Maar mijn nieuwsgierigheid won het van mijn angst en daarmee nam mijn vertrouwen in mijn gave toe. Niet in het minst omdat ik zo hulp kon bieden op het emotionele vlak. Ik kon mijn gesprekspartners inzicht verschaffen ten aanzien van hun identiteit, hoe deze te aanvaarden en verder te ontwikkelen. Door de opgebouwde ervaringen durfde ik meer en meer op mijn intuïtie te vertrouwen. Daarbij beelden, geluiden, stemmen en gevoelens die ik waarnam te interpreteren.

Omdat mijn activiteiten op dit vlak een boel energie kostten was ik ook veel in mijn wereld te vinden en kwam daar tot rust maar breidde ook mijn wereld verder uit met de ervaringen van mijn reizen bij anderen. Naarmate de jaren voorbij gingen kregen mijn reizen een andere betekenis voor zowel mij als mijn gastheren en -vrouwen. Mijn directe vrienden wisten van mijn gave en kwamen regelmatig bij mij voor advies en een reis door hun wereld. Indien de behoefte gerelateerd was aan geestelijke nood, traumatische gebeurtenissen uit verleden of heden of van spirituele aard, dan had ik er geen enkel probleem mee hen bij te staan. Sommigen mensen waarmee ik in contact kwam waren van mening dat ik hun toekomst kon voorspellen als ik maar mijn best deed of dat ik hun leven kon beïnvloeden. Ze begonnen mij te zien als een tweederangs magiër. Daarmee was voor mij een grens bereikt. Blijkbaar had ik in mijn enthousiasme een te hoge verwachting geschapen. Natuurlijk kan ik de toekomst voorspellen maar niet meer dan ieder ander. Een vogel legt in het voorjaar een ei, een vliegtuig landt als deze is opgestegen en een koe in een slachthuis eindigt als een plakje vlees in de koelcel van de supermarkt. Door mijn gave, intuïtie en verkregen inzichten kan ik inderdaad in een aantal gevallen een toekomstbeeld schetsen omdat ik ook andere parameters weet, maar het blijft een eenvoudige voorspelling. Ik wilde niet de speelbal worden van hitsige vriendjes en ook niet in het netwerk van kennissen te boek staan als de mysterieuze magiër. Het werd tijd om mij te beraden en knopen door te hakken. Dat ik mijn vaardigheden niet alleen kan aanwenden voor mijn eigen gemak en pleziertjes stond voor mij buiten kijf. Ik wilde mij dienstbaar opstellen naar de wereld. Ja de hele wereld wat mij betreft en al die miljarden plasma werelden die de mens individueel geschapen heeft. Het mocht echter niet ten koste gaan van mijzelf, mijn energie en mijn relaties met intieme vrienden. Het moest duurzaam zijn en puurheid uitstralen. Juist op dat moment dat ik mijn grote beslissing zou nemen ging het mis. Faliekant mis zelfs.

Het was in de zomer van mijn vijfendertigste levensjaar dat de deksel van Pandora's doos op een kier werd gezet. Slecht een paar seconden kan het geweest zijn. Maar een kwellende geest uit het verleden was ontsnapt en genoot voluit van zijn hervonden vrijheid. Hij zou er alles aan doen om mijn martelingen zo zwaar mogelijk te maken en het lijden ervan maanden, liefst jarenlang te laten duren. Gelukkig was ik mij op dat moment nog niet bewust van dit alles. Voor mij gaf die dag alleen het ongemak van een twee uur lange huilbui in de avond, een rottig gevoel door een sombere stemming en als afsluiting een barstende hoofdpijn waar aspirines niets tegen konden beginnen. De volgende ochtend scheen de zon helder, was de lucht blauw en floten de vogels hun eigenzinnige liederen. En zo voelde ik mij ook. Geen donderwolkje aan de lucht te verkennen. Maar in de maanden daarop volgden de flashbacks van gebeurtenissen uit mijn kinderjaren en jeugd elkaar sneller op, werden intensiever en heviger. Binnen een half jaar tijd zat ik aan de grond, had geen energie meer zelfs niet voor eenvoudige zaken als tafel dekken en vaatwasser uitruimen. Niet alleen in de echte wereld maar ook in mijn plasma wereld lag de zaak volledig overhoop en leek alles reddeloos verloren. Ik trok mij terug en wilde niet gestoord worden, maar werd dat wel. Op gezette tijden moesten dringende werkzaamheden toch echt uitgevoerd worden, maar het was alsof ik als een dode over de aarde trok.

Ik kwam gelukkig in contact met een goede hulpverlener en samen begonnen wij de wirwar van draden die mijn leven was geworden te ontrafelen. Hoe kon het tot een dergelijke spaghettibrij gekomen zijn? Vooraf had ik de signalen niet gezien. Gaande weg kwam ik er achter dat ik een verkeerde keuze heb gemaakt in de creatie van mijn wereld . Niet de schepping zelf was het probleem maar dat ik van jongs af aan ervaringen uit de echte wereld verruilde voor mijn eigen variaties. Ik meende al mijn nare ervaringen en herinneringen daaraan te zijn vergeten. In tegenstelling daartoe werden ze slechts diep weg gestopt in mijn onderbewustzijn wachtend op een moment zich weer aan te kunnen dienen. Als een geest uit de fles. De les die ik leerde was om elke ervaringen goed of slecht direct te incasseren en te verzilveren in het moment dat deze plaatsvonden, het nu. Ik leerde ook dat onze eigen werelden niet bedoelt zijn om ervaringen te herschrijven maar om ze schouwen en te leren van alles wat ons overkomt. Variaties te proberen met wisselende uitkomsten. Door nieuwe scenario’s vooraf te beleven zijn we in staat de volgende keer dat wij in een vergelijkbare situatie komen anders te reageren. Daarbij de uitkomst voor ons en andere betrokkenen te verbeteren. Deze periode heeft drie jaar van mijn leven in beslag genomen maar ik ben achteraf blij met al de ervaringen die ik hierbij rijker ben geworden.

Het grootste gedeelte van deze therapeutische periode heb ik niet gereisd in de wereld van anderen en slecht een enkele keer in die van mij. Ik had mijn handen vol aan mijzelf in de echte wereld, hier en nu. Maar toen het einde van de drie jaar in zicht kwam had ik meer en meer de behoefte mijn eigen wereld te herzien en te herscheppen met de kennis die ik over mijzelf had opgedaan. Ook kwamen er zo af en toe weer vrienden bij mij met de vraag de complexe situaties waarin zij zich bevonden te schouwen en hen van advies te voorzien.

(wordt vervolgt..)